6. ZORGDOELEN HOOFDSTUK 9

Je kunt verwoorden:

-          Wat een zorgprobleem is

-          Wat een zorgdoel is

-          Waarmee een zorgdoel altijd begint

-          Waar de letters van de RMBA-methode voor staan en hoe je ze binnen de zorg toepast

-          Waar de letters van de SMART-methode voor staan en hoe je ze binnen de zorg toepast

-          Voor- en nadelen van het gebruik maken van EZD om doelen te formuleren.

OPDRACHT 1

Wat is een zorgprobleem? Geef een beschrijving in één zin.

 

OPDRACHT 2

Wat is de juiste omschrijving van een zorgdoel?
a Meneer gaat met een rollator lopen.
b Meneer Van Osch hoopt binnen een maand met een rollator te lopen.
c Meneer Van Osch gaat met een rollator lopen.
d Meneer Van Osch loopt binnen een maand met een rollator.

 

OPDRACHT 3

Zorgdoel: Mevrouw Demir blijft met genoeg voedsel op gewicht.
Waarom is dit zorgdoel onjuist geformuleerd?
Het zorgdoel is niet
a begrijpelijk
b concreet
c haalbaar
d meetbaar
e relevant

 

OPDRACHT 4

Maak van de onderstaande zorgproblemen een juist zorgdoel volgens de RUMBAmethode.
a Mijnheer Zoons weigert zijn hartmedicatie in te nemen vanwege het grote aantal
tabletten dat hij per dag slikt.
b Mevrouw Ter Hegge heeft maagklachten mogelijk ten gevolge van bedorven
etenswaren.
c Mijnheer Hussein veroorzaakt geluidsoverlast bij zijn buren ten gevolge van zijn
slechthorendheid.
d Mevrouw Pinas geeft aan geen zin meer te hebben om verder te leven, omdat
haar echtgenoot pas is overleden.
e Mevrouw Van Kasbergen wil afvallen vanwege haar overgewicht (100 kg.)en heeft
klachten over haar opgezette voeten.

OPDRACHT 5

Maak van de onderstaande zorgproblemen een juist zorgdoel volgens de SMARTmethode.
a Mijnheer Doutzen vindt het vervelend dat hij zich niet meer zelfstandig kan
wassen ten gevolge van een CVA.
b Mevrouw Winklaar geeft (mondeling) aan zich eenzaam te voelen door de
verhuizing naar een zorgcentrum.
c Mijnheer Farah geeft (mondeling) aan dat hij zijn financiën niet kan regelen ten
gevolge van vergeetachtigheid.
d Mijnheer Groen kan niet meer alleen buiten wandelen door zijn
evenwichtsstoornissen.
e Mevrouw Hilligers kan niet zelfstandig in en uit bed komen. Ze is te moe.

OPDRACHT 6

a Bespreek de resultaten van de vorige twee vragen met een groepsgenoot. Geef
aan wat je makkelijk en moeilijk hebt gevonden.
b Bespreek met je groepsgenoot welke methode jouw voorkeur heeft en waarom.
Vermeld jouw voorkeur en motivatie daarvoor.

OPDRACHT 7
Bespreek met groepsgenoot de ervaringen die er zijn over het vaststellen van
zorgdoelen en gebruik daarbij de volgende vragen.
• Welke situaties heb je meegemaakt waarin zorgdoelen met de zorgvrager
werden vastgesteld?
• Hoe ging dat?
• Wie waren daarbij aanwezig?
• Hoe werden de zorgdoelen geformuleerd (vooraf, ter plekke of na het
overleg)?
• Hoe werden de zorgdoelen vastgesteld?
• Heb je suggesties om het vaststellen van zorgdoelen te verbeteren?
b Maak een verslag van deze bespreking waarin je de antwoorden van de vragen
opneemt.

OPDRACHT 8

Doe deze opdracht in tweetallen. Lees de doelen. Controleer of deze doelen
waarneembaar en meetbaar zijn. Verbeter de doelen op deze twee punten. Breng
daarna in de groep verslag uit.
Doelen:
1 De verzorgende IG kent de basiszorg bij een zorgvrager met een beroerte.


2 De verzorgende IG treft maatregelen om complicaties van bedverzorging te
voorkomen.

3 De verzorgende IG signaleert non-verbale reacties van de zorgvrager.
.
4 De verzorgende IG kent de hulpmiddelen van een slechtlopende zorgvrager.

5 De verzorgende IG kan een wond verbinden.

6 De verzorgende IG laat zien dat zij zorg kan organiseren voor een zorgvrager.

7 De verzorgende IG kan de zorgvrager volgens een protocol mobiliseren.

8 De verzorgende IG kan een zorgvrager opnemen.

9 De verzorgende IG kan urine opvangen.
.
10 De verzorgende IG kan tiltechnieken toepassen.

OPDRACHT 9

Geef in de volgende doelen aan wat niet concreet is;

a. stimuleert zorgvragers tot activiteiten.
b. gaat serieus op problemen van zorgvragers in.
c. roddelt niet.
d. ruimt de kamer op. 
e. houdt rekening met het ziektebeeld van de zorgvrager.

f. dekt de zorgvrager toe. 
g. kan afstand nemen. 

 

TEST

Stelling Juist of onjuist?
1 Een zorgdoel geeft de gewenste situatie van de zorgvrager aan. ◯ ◯
2 De RUMBA-formule is in alle zorgsituaties te gebruiken. ◯ ◯
3 Zorgdoelen kun je vergelijken met de persoonlijke leerdoelen van een
student of medewerker.
◯ ◯
4 Als een zorgdoel relevant is, slaat dat op de situatie van de zorgvrager. ◯ ◯
5 Bij het formuleren van zorgdoelen is de aandacht voor de zorgvrager
belangrijker dan de vraag of een zorgdoel volgens de RUMBA-formule is
geformuleerd.
◯ ◯
6 Een zorgdoel moet uiterlijk binnen een half jaar behaald zijn. ◯ ◯
7 Als verzorgende IG moet je een zorgdoel vertalen in concrete activiteiten
voor andere disciplines.
◯ ◯
8 Zorgdoelen moeten meetbaar zijn. ◯ ◯
9 Een goed zorgdoel moet binnen een paar minuten geformuleerd zijn. ◯ ◯


Hoeveel vragen heb je goed beantwoord?

Stuur de verwerking van je opdrachten